Ons grootste gras, dat veel wordt aangebouwd ten behoeve van de intensieve veehouderij, is Maïs, Zea mays. Door zijn grootte en massale aanplant is het niet te missen. Het begon kort na de oorlog. De regering wilde de voedselvoorziening snel herstellen en gaf subsidie voor de teelt van maïs als veevoer. Het was in ons land een vrijwel onbekend gewas. Er verschenen wat veldjes, er werd gemodderd, en uit Amerika kwam een echte maïshakselmachine. En daar verscheen de eerste zwarte plastic bult, afgezet met autobanden: ingekuilde hakselmaïs. Het areaal hakselmaïs bedraagt inmiddels 200 duizend hectare. De landbouw drijft erop. Eieren, varkensvlees, rundvlees, melk en kaas: het is allemaal maïs (met een snufje gras). Maïs is zonder twijfel het dankbaarste landbouwgewas ter wereld. Geen wonder dus dat de Azteken drie maïsgoden hadden.
Maïs, Zea mays L. supsp. mays, is het grootste in ons land voorkomende gras en hoort tot de Grassenfamilie. Het kan tot maar liefst 4 meter hoog worden. We kennen Maïs vooral als het op grote vlakken aangeplante graan- en voedergewas. De bladeren van Maïs zijn 5-12 cm breed. Het is een éénhuizige plant, maar de bloeiwijzen met mannelijke en vrouwelijke bloemetjes zitten op gescheiden plaatsen aan één plant. De plant bloeit in de periode juni-augustus, het is een echte zomerbloeier.
De mannelijke bloeiwijzen vinden we eindelings aan de top van de plant. Meestal zien we daar een aantal takken, die wel wat op aren lijken. Op de as zien we de aartjes met steeds twee bloemetjes. Een bloemetje is zittend en het andere gesteeld. De bloeiwijze met vrouwelijke bloemetjes vind je halverwege de plant. Aanvankelijk zijn ze verborgen in de oksels van de middelste stengelbladen en ze zijn omgeven door de bladscheden. De aartjes staan in rijen om de as van de kolf ingeplant. In elke aartje tref je een vruchtbaar en een onvruchtbaar vrouwelijk bloemetje aan. De vruchtbare bloemetjes hebben 15 tot soms wel 40 cm lange stijlen. Ze hangen uit de top van de scheden naar buiten.
De vruchten groeien uit tot de bekende maïskorrels die geoogst worden voor gebruik als maismeel, maar als de soort gekweekt wordt als voedergewas voor vee, wordt de hele plant geoogst en aan het vee gevoerd. Maïs is een zogenaamde C4 plant en ze is in staat om geweldige hoeveelheden stikstof, fosfor en koolstof vast te leggen. Maïsakkers worden dan ook overvloedig bemest. De mest is meestal afkomstig van het op het zelfde bedrijf geteeld vee. In Maïsakkers vind je vaak een aantal gierstgras-soorten als onkruid.
Pollen van Maïs is van de graspollen zo ongeveer het grootste in omvang en gewicht. Daardoor kunnen de pollen in het algemeen niet erg ver van de planten vandaan komen. Ze worden maar over een beperkte afstand door de wind meegenomen en dwarrelen al snel op de grond. Maar omdat Maïspollen sterk allergeen is, kan iemand die gevoelig is voor deze pollen tijdens de bloei beter uit de buurt blijven van bloeiende Maïsvelden.